
Hoe herken je slechtziendheid bij ouderen?
Slechtziendheid komt vaker voor naarmate mensen ouder worden. Niet iedereen heeft zelf in de gaten dat het gezichtsvermogen achteruitgaat. Sommige mensen ervaren het als ‘een van de gebreken die nu eenmaal horen bij het ouder worden’. Slechtziendheid kan (veel) hinder geven in het dagelijks leven en zelfs tot gevaarlijke situaties leiden. Gelukkig zijn er mogelijkheden om hieraan het hoofd te bieden, van eenvoudige tips tot speciale trainingen. Door tijdige (h)erkenning van signalen die op slechtziendheid kunnen wijzen, kan de hinder beperkt en de kwaliteit van leven behouden blijven. In dit artikel vind je signalen die kunnen wijzen op slechtziendheid bij jezelf, je naaste, je patiënt of client.
Signalen van slechtziendheid laten zich grofweg onderverdelen in verbaal en non-verbaal. Verbale signalen komen vaak gaandeweg ter sprake. Hierbij valt te denken aan een opmerking als “ik kan de ondertiteling vaak niet goed meer lezen” of “ik heb vaak hoofdpijn”. Non-verbale signalen zijn merkbaar in het dagelijks leven en vallen soms alleen op als je de persoon vaker ziet en goed kent. Steeds minder het huis uit gaan, vlekken op de kleding, de hele dag het licht aan laten, zich vaak stoten en minder lezen of tv kijken zijn signalen die kunnen wijzen op slechtziendheid. Ook als je iemand niet goed kent zijn er signalen die op kunnen vallen: iemand houdt zijn/haar hoofd bijvoorbeeld schuin naar boven, knijpt met de ogen, reageert niet op jouw gezichtsuitdrukkingen en lijkt geen oogcontact te maken. Een uitgebreide lijst met signalen vind je hieronder.
Verbale signalen
Verbale signalen die kunnen wijzen op slechtziendheid komen vaak terloops ter sprake. Mensen zouden kunnen zeggen:
- “Ik zie allemaal vlekken.”
- “Ik zie alles zo wazig.”
- “Ik heb last van dat felle licht.”
- “Ik zie alles dubbel.”
- “Ik kan steeds moeilijker handwerken.”
- “Ik kan de ondertiteling van de tv niet lezen.”
- “Ik heb last van hoofdpijn.”
- “Ik zie kringen om de lamp.”
- “Ik zie alles vervormd”.
- “Wie ben je? Ik kan je gezicht niet zo goed zien.”
- “Ik word erg moe van lezen.”
- “Waar is daar?”
Non-verbale signalen
Algemeen
- Schrikken van onverwachte bewegingen;
- Naast voorwerpen grijpen;
- (Schijn)vergeetachtig zijn;
- Het hoofd schuin naar boven, beneden of opzij houden.
Dagelijkse activiteiten
- Minder lezen en televisiekijken;
- Moeite met bedienen van de telefoon, handwerken of andere hobby’s waarbij details belangrijk zijn;
- Ondertiteling niet meer kunnen lezen;
- Post en kranten ongeopend laten liggen;
- Regelmatig kleine, vreemde ongelukjes hebben, zoals de melk laten overkoken en beschimmelde kaas op brood.
Licht en verlichting
- Het licht de hele dag laten branden;
- Last hebben van het licht of veel licht nodig hebben;
- De ogen samenknijpen;
- Met de hand boven de ogen lopen.
Persoonlijke verzorging
- Vlekken op de kleding;
- Knoeien met eten en of het bord niet helemaal leeg eten;
- Niet opmerken van drinken of medicijnen die worden neergelegd zonder mondelinge uitleg;
- Kleding dragen die niet bij elkaar past.
Sociaal contact
- Minder het (eigen) huis of de (eigen) kamer uit gaan;
- Minder interesse in groepsactiviteiten en gezamenlijk eten/koffie drinken;
- Niet reageren op non-verbale signalen, zoals glimlachen en oogcontact;
- Niet of met moeite herkennen van mensen;
- Geen oogcontact maken;
- Zich geleidelijk van anderen isoleren.
Oriëntatie en mobiliteit
- Dicht langs de muur lopen;
- Onzeker lopen, vooral bij lopen zonder begeleiding;
- In een bekende omgeving de weg kwijt raken;
- Zoekbewegingen met de handen maken;
- Niet meer alleen de straat op durven;
- Verward, gedesoriënteerd en onzeker gedrag vertonen;
- Zich regelmatig stoten;
- Eigen spullen niet meer terug kunnen vinden.
Wat kun je doen bij een vermoeden van slechtziendheid?
Heb je het vermoeden dat je zelf slechtziend bent, iemand in jouw omgeving of je patiënt of client dat is, dan kun je hem of haar zelf al ondersteunen en op weg helpen. Vraag hierbij altijd óf en hoe iemand geholpen wil worden.
Het dagelijks leven wordt makkelijker door gebruik te maken van:
- Vergroting, bijvoorbeeld bij lezen;
- Duidelijke contrasten;
- Goede verlichting;
- Heldere communicatie, waarbij de persoon centraal staat;
- Systematiek in handelen.
In de praktijk kan dat er zo uitzien:
- Vertel wie er in de kamer is. Stel iedereen voor, ook kinderen en huisdieren;
- Vermijd struikelblokken als half openstaande (kast)deuren en niet aangeschoven stoelen. Houd de looproutes vrij van spullen;
- Laat de betrokkene zoveel mogelijk zelf de spullen op een vaste plaats opruimen (eigen smaak en overzicht).